De kerk en het gewijde Ambt
De katholieke kerk kent een ambtelijk priesterschap. De priester deelt op een bijzondere wijze – via zijn bisschop – in de zending die Christus aan zijn apostelen gaf. In de Eucharistie spreekt de priester in naam van Christus de woorden van het Laatste Avondmaal uit. Sommige sacramenten zijn voorbehouden voor toediening door de priester. De kerk verwacht van een priester totale overgave aan Christus. Dit komt tot uitdrukking in het 'ongehuwd zijn omwille van het Rijk der Hemelen' (celibaat).
De meeste priesters bekleden de functie van pastoor of kapelaan in een parochie. Ook zijn er priesters die lid zijn van een congregatie of kloosterorde (reguliere priesters). Ook zij kunnen pastoor zijn.
De taak van de priester is het, de gelovigen in Christus' naam voor te gaan in het gebed, met name de Eucharistie. Bij hem berust ook de eindverantwoordelijkheid voor de pastorale zorg in de parochie.
Het priesterschap wordt beschouwd als een roeping, meer dan als een functie of beroep. Christus zelf nodigt mensen uit in Zijn dienst te treden, Hem handen en voeten te geven in het leven van alledag.
De kerk nodigt de gelovigen uit te bidden om roepingen, opdat Christus steeds in ons midden kan blijven komen.
De opleiding tot het priesterschap omvat een studie van zes à zeven jaar, waar naast theologie en spiritualiteit ook sociale vakken een belangrijke rol spelen. Vrijwel ieder bisdom in ons land heeft een eigen priesteropleiding (seminarie). Vaak worden colleges op seminaries gegeven in samenwerking met Universiteiten.